Op de gele- en rode route kom je langs twee zogenaamde veentjes. De beide veentjes liggen resp. tegenover de kijkmuur en bij hunebed D35. En ook op blauwe route wandel je langs een veentje, nl. op de Es, liggend tussen de Hoofdweg en de N34 (de Zuideresweg).
Het Noorden van Nederland lag ooit bezaaid met dergelijke meertjes. Ze zijn ontstaan in de laatste ijstijd – het Weichselien – ruim 15.000 jaar geleden.
Gedurende het Weichselien bereikte het Scandinavische landijs Nederland niet.
Het Weichselien maakt deel uit van het Laat Pleistoceen.
In de bodem ontstond gedurende het Pleistoceen een zgn. lens van bevroren grondwater die uitzette en de grond erboven omhoog bracht (opduwde).
Er ontstond een ijsheuvel. De ijsheuvel heet in de taal van de Canadezen een pingo. Toen de temperaturen stegen en de ijslens ook smolt, bleef een meertje over, meestal cirkelvormig. Zo’n meertje wordt een pingoruïne genoemd. Later raakten de meertjes gevuld met veen, vandaar de benaming veentjes.
Voor de niet-Klijndijkers:
Je kunt een pingoruïne zien liggen aan de rode route en één aan de blauwe route.
Voor de niet-Klijndijkers:
Je kunt een pingoruïne zien liggen aan de rode route en één aan de blauwe route